Otieno's verhaal
Op een maandag gaan we een intake doen bij een nieuwe patiënt. Het is een jonge man, Otieno, en ergens op een berg is hij een huis aan het bouwen, of eigenlijk was. De muren zijn nog maar voor de helft gebouwd. Hij woont ernaast, in een klein golfplaten kamertje. Er past precies een bed overdwars in, er staat een kast en een bankje. Hij ligt op bed en verwelkomt ons hartelijk. Dertig jaar is hij en vader van twee kinderen. Naast dat hij aids heeft (iets waar hij eigenlijk niet over wil praten, uit schaamte), zijn er problemen in zijn buik. Ik snap niet zo goed wat er precies aan de hand is, hij heeft het over zijn maag en dan over zijn darmen. Uiteindelijk blijkt hij zijn ontslagpapieren uit het ziekenhuis te hebben, daar hebben we waarschijnlijk wel wat aan. Als ik lees wat er staat, schrik ik… Hij heeft darmkanker! Als ik voorzichtig een beetje doorvraag over wat de dokter heeft gezegd over zijn problematiek, vertelt hij dat hij medicatie heeft gekregen om de ontlasting te verzachten en dan gaat het waarschijnlijk allemaal weer goed.
Ik zucht vanbinnen. Waarschijnlijk is dit weer een geval waar de artsen niet hebben verteld dat er een groot vermoeden van kanker is. Ze hebben een biopsie genomen en ze moeten eind volgende week de uitslag halen. Ook zijn ze doorverwezen naar de oncologie poli, maar waarschijnlijk hebben ze dit zelf nog niet gelezen en hebben ze geen idee wat dat inhoudt. Twijfelend zit ik daar, moet ik voorzichtig iets zeggen, zal ik wachten….? Uiteindelijk vertel ik alleen tegen hem en zijn vrouw dat ze de uitslag moeten halen volgende week en dan naar de oncologie poli moeten gaan. Voor nu laat ik het daarbij. Want is het uiteindelijk niet de taak van de arts om dit tegen hen te vertellen?
We bemoedigen hem om trouw zijn medicatie te nemen, voldoende te drinken en soms ook buiten te zitten, voor wat zon en frisse lucht. We beloven hem om volgende week weer terug te komen.
Als ik samen met mijn collega terugloop naar de auto vertel ik haar wat er in de brief stond. Ze geeft aan dat dit heel vaak gebeurt, artsen geven (zeker in het staatsziekenhuis) weinig informatie aan de patiënten.
De maandag daarop is het weer tijd voor een bezoek aan hem. Mijn collega die er afgelopen week bij was heeft een paar dagen vrij, samen met twee andere collega’s gaan we naar Otieno. We parkeren de auto weer, pakken een voedselpakket en willen aan onze wandeling naar zijn huis beginnen, maar dan horen we iets. Het is geklaag, geween… Het geluid wat gemaakt wordt door vrouwen als er iemand is overleden. We kijken elkaar aan en vragen ons vertwijfeld af waar dit vandaan komt. Mijn collega’s vragen aan mij of Otieno zo ziek was dat hij degene is die is overleden? Ik geef aan dat hij wel ziek was, maar niet zo ernstig dat ik verwacht hij is overleden. Maar op zijn stuk land woonde ook een oude oma, misschien is zij overleden?
Meestal probeer ik zelf niet naar een plek te gaan waar er net iemand is overleden, ik weet namelijk wat er dan gaat komen. Mensen denken dat ik dan een fikse contributie zal geven voor de begrafenis en dat is nu net iets wat ik graag voorkom. Maar omdat alleen ik het huis van Otieno weet zal ik wel mee moeten nu. We gaan op pad, nog steeds onszelf afvragend wie er overleden is.
Als we aankomen zien we Otieno’s vrouw al klagend en huilend in hun tuin rondlopen, we weten genoeg… Ze heeft haar man verloren.
Ze ziet ons aankomen en kalmeert wat. We gaan het huisje binnen en gaan zitten. De tuin zit vol met mensen en ik voel me ongemakkelijk, ik weet al wat er gaat komen…
Otieno’s vrouw komt binnen en begint te vertellen dat hij de dag ervoor opeens heel beroerd werd, om zijn zus en kinderen riep en met hen heeft gepraat. Een uur later is hij tot ieders schok, overleden. Als ze klaar is met vertellen komt er een schoonzus binnen en met dat ze gaat zitten komen de vragen, of ik de kinderen niet naar school kan helpen en of ik hen wil helpen met het huis afbouwen. In de tradities van deze stam kan een man alleen begraven worden als zijn vrouw en kinderen een huis hebben. Maar als ik kijk naar hoever ze zijn met de bouw, dan is er nog flink wat geld nodig om dit af te krijgen! Ik maak al snel duidelijk dat wij/ik dit niet doe en dat we alleen zorgen voor mensen die ziek zijn. Zodra zij overlijden is het, heel hard gezegd, klaar met ons werk. Ze begrijpen het, maar doen nog een paar pogingen, terwijl er ondertussen minstens tien mensen bij de deur mee staan te luisteren.
We sluiten af met een bemoediging door mijn collega, die zelf ook jong weduwe is geworden, waarna zij ook bid voor Otieno zijn vrouw en haar kinderen. Het voedselpakket laten we achter en we vertrekken weer. Allemaal zijn we er stil van, zo jong nog en ook zo onverwachts.