Van een bananenboom, vliegen en dronken mannen...
Daar zit ik, gehurkt, in de schaduw van een bananenboom. De rode aarde plakt aan mijn sandalen. Een koele bries komt voorbij terwijl er in de verte twee hanen het tegen elkaar opnemen. Naast mij scharrelen een paar eenden, ver komen ze echter niet omdat ze vastgebonden zit. Een jochie van een jaar of acht zit me aan te staren, met een vinger in zijn mond.
Het zou zomaar het begin van een boek kunnen zijn, toch? Echter blijft er weinig van dit idyllische plaatje over als ik je ook vertel dat er vijf aangeschoten mannen om mij heen staan… De een kijkt nog wateriger uit zijn ogen dan de ander.
Toen we aan kwamen rijden en ik deze mannen zag staan, precies daar waar wij moeten zijn, zakte de moed een beetje in mijn schoenen. En misschien kwam er ook wel een beetje angst om het hoekje kijken. En hoewel het maandagochtend tien uur is, ze hebben al flink wat op lijkt het. Als ik uitgestapt ben begroet ik ze vriendelijk. Ook de vrouw des huizes is er, ze rent op mij af en ik kan nog net voorkomen dat ik een omhelzing van haar krijg. Iets wat ongewoon is hier, om een onbekende te begroeten met een omhelzing. Het duurt dan ook niet langer dan drie seconden om te begrijpen dat ook zij teveel op heeft. Ik voel mijn hart samenknijpen, van verdriet, van bezorgdheid.
Onze patiënt lijkt niet al te blij zijn met ons onverwachte bezoek, maar als hij beseft dat ik kom om zijn wond te behandelen, lijkt hij wat te ontdooien.
Zijn aangeschoten gezelschap spreekt mij inmiddels aan met ‘daktari’, dokter in de lokale taal. Ik glimlach er om, soms wilde ik dat ik een dokter was zodat ik nog meer voor de mensen hier kon betekenen.
En terwijl ik daar op mijn hurken, zit zwermen er duizenden vliegen om ons heen. Het is gewoon ongelooflijk zó veel! Ik probeer ze weg te jagen uit de wonden, maar het is onbegonnen werk. Terwijl ik de wond schoonmaak komt zijn vrouw naar buiten gestommeld, recht lopen kan ze niet meer, toch sjouwt ze een stoel met zich mee. Bezoek, en zeker een blanke vrouw, hoort een stoel te krijgen. Ik vraag haar echter om deze weer naar binnen te brengen, ik heb geen stoel nodig dat is alleen maar onhandig. Rustig ga ik verder om de wonden te verzorgen, de vijf dronken vrienden om mij heen, geïnteresseerd slaan ze alles gade. Onze patiënt heeft intussen nog een scheldpartij met zijn vrouw, waarover kan ik niet verstaan, maar gezellig klinkt het niet. Tijdens het verzorgen vraag ik onze patiënt of hij kinderen heeft, ja, acht kinderen hebben ze. Ik staar hem bijna in shock aan, acht kinderen! Acht kinderen die opgroeien in deze situatie. Opgroeien met ouders die waarschijnlijk meer dronken dan nuchter zijn. Wat een leven…
Als ik klaar ben met de verzorging druk ik hem op het hart om de wond verbonden te laten tot ik over een paar dagen weer terug ben. Ik vraag hem of hij een Bijbel heeft en omdat hij die niet heeft breng ik hem er een. Zijn vriend wil hem aanpakken, maar dat komt het op een scheldpartij te staan, hij laat hem dus snel los. Als ik langs het huis weer terugloop hoor ik in het huis ook duizenden vliegen. Ik vraag me af waar dat vandaan komt. Het blijkt dat de man zijn koe is doodgegaan, dus ze hebben haar maar geslacht en proberen het vlees nu te verkopen. Geen wonderen dat het er zó wemelde van de vliegen!
In de auto heb ik even tijd nodig om alles weer een beetje op een rijtje te krijgen. In wat een verschrikkelijke situatie leven mensen hier en moeten veel kinderen opgroeien!
Over een aantal dagen hoop ik weer terug te gaan en ik hoop dat ik dan de gelegenheid krijg om wat meer te praten met onze patiënt en zijn vrouw. Sommige dingen moet je stap voor stap doen, eerst een relatie opbouwen. Ondanks deze trieste situatie ben ik ook dankbaar dat ik dit mag doen, heel praktisch handen uit de mouwen en iemand helpen met een probleem. Een relatie proberen op te bouwen zodat mensen ook open kunnen staan om te luisteren naar je advies en het Goede Nieuws wat we mogen brengen!