Peter is een 53-jarige weduwnaar. Het is duidelijk dat hij geen makkelijk leven heeft gehad.
Zijn huis, dat van modder is gemaakt, is niet groter dan 20 m². In de eenvoudige ruimte staan een bank en een tafeltje, terwijl in de andere kamer een bed staat. Je vraagt je af waar zijn vier kinderen allemaal slapen; waarschijnlijk op de bank en de grond. De kliniek heeft ons doorverwezen naar Peter, omdat hij erg verzwakt is. We brengen een bezoek aan hem en vermoeden dat hij mogelijk tuberculose heeft. Na overleg met de kliniek komt een verpleegkundige enkele dagen later langs om een TBC-test af te nemen.
Als de test positief blijkt, krijgt hij medicatie voor de tuberculose. Enkele dagen later voelt hij zich echter niet goed en wordt hij uiteindelijk een week in het ziekenhuis opgenomen, waar hij ook tijdelijk zuurstof krijgt. Langzaam maar zeker zien we hem opknappen; het voedsel dat we hem brengen is een enorme zegen voor hem. Op deze manier hoeft hij zich even geen zorgen te maken.
Na vier maanden verminderen we geleidelijk de bezoeken en uiteindelijk kunnen we hem uit het programma ontslaan, omdat het weer goed met hem gaat.
Twee maanden later ontvangt de familie schokkend nieuws: Peter’s moeder en broer zijn omgekomen bij een ongeluk met een taxibusje. De familie is diep geraakt en ook Peter is behoorlijk in shock. Zijn moeder was echt zijn steunpilaar; ze kookte vaak voor hem en zorgde voor zijn kinderen. Dit raakt hem zo diep dat hij lichamelijk weer snel achteruitgaat. Hij wordt opnieuw in het ziekenhuis opgenomen en de verpleegkundige benadert ons weer. We bezoeken hem en nemen hem weer op in ons programma. Helaas gaat het steeds slechter met hem en al snel wordt hij overgeplaatst naar een groter ziekenhuis. De volgende dag krijgen we het nieuws dat Peter is overleden. Vol ongeloof kijken we elkaar aan als collega’s. We voelen hoe zwaar dit voor zijn kinderen moet zijn: hun moeder al jong verloren, hun oma en oom nog geen drie weken geleden begraven, en nu hun vader… Wat kun je daar nog over zeggen?
Toch gaan we op bezoek om hen te condoleren en te bemoedigen met Gods Woord. Hij is een Vader voor de wezen, zoals beloofd in Psalm 146:9. We bidden dat zij deze belofte mogen ervaren.